Handleiding afmonteren BMX
Afmonteren
Voor het afmonteren van je BMX fiets is het van belang dat je onderstaande stappen volledig en bij voorkeur in de aangegeven volgorde, volgens de betreffende beschrijving uitvoert.
1. Het uitpakken
- Haal de fiets uit de doos. Bewaar de doos voor het afval, zoals karton en plastic, waarmee de fiets is ingepakt.
- Knip met een kniptang of sterke schaar alle bindbandjes (tie rips) door en verwijder vervolgens al het papier en plastic.
- Pak ook het meegeleverde doosje met onderdelen volledig uit.
- Nu heb je alle onderdelen van de fiets los en overzichtelijk bij elkaar liggen.
2. Monteren van het stuur
- Zet de fiets op de grond op het achterwiel en de voorvork.
- Plaats, indien van toepassing, de stuurbevestiging (“head”) in de fiets, met het blok naar voren gericht. Meestal is de stuurbevestiging al in de fiets geplaatst.
- Draai 1 voor 1 de 4 bouten los die zich aan de bovenzijde van de stuurbevestiging bevinden.
- Verwijder de bovenplaat en leg het stuur op de juiste wijze in het midden op de onderplaat (het geribbelde gedeelte van het stuur is het midden). Laat het stuur voorzichtig rusten op de tussenstang tussen stuur en zadel.
- Let op: bevestig de bovenplaat met de bouten, waarbij de bouten kruislings worden aangedraaid. Draai de bouten nog niet helemaal vast, maar zet eerst het stuur in de juiste/gewenste positie. Draai nu de bouten verder kruislings stevig vast. De bouten moeten strak, maar niet te strak worden aangedraaid. Dit om te voorkomen dat de draad beschadigt.
2. Monteren van het zadel
- Bevestig eerst de buis in het zadel.
- Bepaal de hoek van het zadel t.o.v. de fiets naar eigen inzicht en wens.
- Bevestig vervolgens het zadel in de fiets op de gewenste hoogte.
3. Monteren van het voorwiel
- Zet de fiets op z'n kop op stuur en zadel.
- Controleer of de as in het wiel geen speling heeft (indien er speling is, dan dit eerst verhelpen door de kogelmoeren op de as dusdanig vast te draaien dat de speling is verdwenen, maar dat je de as nog wel met je vingers kan ronddraaien in het wiel).
- Controleer de juiste positie van het wiel aan de hand van het profiel op de band. Het makkelijkste is dit door te kijken naar de achterband. Bevestig het wiel met het profiel op gelijke wijze als de achterband.
- Zorg dat het wiel op de juiste wijze in de vork geplaatst wordt waarbij de ringen die het wiel op zijn plaats houden precies in de opening van de as vallen.
- Als er een ring met een uitsteeksel is bijgeleverd, dient dit uitsteeksel precies in het kleine gaatje te orden geplaatst als de ring om de as zit.
- Draai vervolgens de moeren om en om stevig vast.
4. Cranckschroef controleren en pedalen bevestigen
- De crankschroef is de grote moer aan de buitenzijde van de trapas en zit aan de kant waar de ketting niet zit. Deze moer houdt de trapas en de trapperstang op de juiste plek. Het is zeer belangrijk dat deze goed vast zit.
- Controleer eerst of de trapas speling heeft door licht aan de trapperstang te wrikken. Is er geen speling, dan de moer goed vastdraaien.
- Bij speling eerst de ring achter de moer zodanig aandraaien (handvast) dat de speling is verdwenen. Vervolgens de moer goed vastdraaien.
- Let op: Zowel de ring als de moer hebben linkse draad.
- Zijn de ring en de moer te vast gezet, dan zal de fiets zwaar trappen. Dit is niet goed. Los dit op door zowel de ring als de moer iets losser draaien, zonder dat er speling optreedt.
- De pedalen worden, als je van boven op de fiets kijkt, altijd in de rijrichting vastgedraaid. Zo draaien ze bij het fietsen niet los.
- Let op: De pedalen hebben op de as een markering voor rechts of links ( R of L). Let er op dat je ze niet omwisselt.
5. Kettingspanning controleren en achterwiel
- Draai het achterwiel middels de trappers als de fiets op z'n kop staat.
- Een eerste indicatie voor de juiste kettingspanning is dat deze niet kraakt tijdens het ronddraaien.
- Als je met de hand voelt moet de ketting enigszins in te drukken zijn bij elke positie van het voortandwiel.
- Staat de ketting te slap of te strak, dan moet je deze stellen door het achterwiel verder naar achteren of naar voren te plaatsen.
- Doe dit door de moeren los te draaien en het wiel in de juiste positie te plaatsen.
- Draai de moeren weer stevig vast.
- Let op: Zorg dat het wiel goed in het midden staat van de achtervork.
6. Banden oppompen
- Zet de fiets weer andersom (op de wielen)
- Pomp vervolgens de beide banden op tot maximaal de op de band aangegeven spanning (doorgaans tussen de 2 en 3 bar).
7. Balhoofd vastztetten
- Optie 1: Aan de zijkant van het balhoofd bevinden zich 2 boutjes. Draai deze los en draai vervolgens de moer aan de bovenzijde van het balhoofd handvast, dusdanig dat er geen speling meer op het balhoofd zit en de vork nog vrij kan ronddraaien. Draai vervolgens de boutjes aan de zijkant weer stevig vast.
Let op: Draai nooit aan de moer aan de bovenzijde als de boutjes aan de zijkant nog vast zitten. Hiermee beschadig je het schroefdraad van de bevestiging.
- Optie 2: Bovenop het balhoofd bevindt zich 1 bout (dus geen boutjes aan de zijkant). Draai deze bout stevig vast dusdanig dat er geen speling meer op het balhoofd zit. Zit er toch nog speling op het balhoofd, draai dan met een grote sleutel (of waterpomptang) de grote moer of ronde 'moer' vast totdat de speling weg is maar de vork nog vrij kan ronddraaien. Draai tenslotte de moer aan de bovenzijde nogmaals stevig vast.
- Let op: Als er nog speling op het balhoofd zit, dan moet dit verholpen worden door de ring of grote moer boven de rotor handvast te draaien en vervolgens de moer bovenop het balhoofd weer stevig vast te draaien.
8. Voorrem monteren en afstellen
- Zet allereerst de remgreep in de gewenste positie.
- De voorrem bevestig je standaard links. Dit kan ook rechts, indien gewenst.
- Trek de remkabel zover uit het balhoofd totdat je deze met genoeg lengte kan bevestigen in de remgreep (eventueel eerst loskoppelen bij de remmen aan het wiel).
- Als alles is bevestigd, de remgreep inknijpen en de remkracht controleren.
- Indien de rem te strak of te los staat, deze afstellen door de kabel aan de rem losser of strakker te zetten.
- Als de rem aanloopt deze stellen met de schroefjes aan de zijkant van de remboompjes bij het wiel (strakker draaien betekent dat het remblokje verder van het wiel komt te staan).
9. Achterrem monteren en afstellen
- Zet allereerst de remgreep in de gewenste positie.
- De achterrem bevestig je standaard rechts. Dit kan ook links, indien gewenst.
- Spuit een beetje smeerolie (bijv. WD-40) in de splitter van de kabel aan de remgreep.
- Bevestig de kabel door deze eerst in de remgreep te bevestigen. Draai vervolgens de 2 losse einden vast in de splitter (het korte eind aan de zijde van de remgreep en het lange eind aan de andere kant).
- Trek de remkabel zover uit het balhoofd totdat je deze met genoeg lengte kan bevestigen in de remgreep (eventueel eerst loskoppelen bij de remmen aan het wiel).
- Als alles is bevestigd, de remgreep inknijpen en de remkracht controleren.
- Indien de rem te strak of te los staat, deze afstellen door de diverse stelschroeven langs de kabel losser of strakker te zetten.
- Als de rem aanloopt deze stellen met de schroefjes aan de zijkant van de remboompjes bij het wiel (strakker draaien betekent dat het remblokje verder van het wiel komt te staan).
10. Tot slot
- Controleer alles nogmaals voordat je gaat fietsen, zodat je zeker weet dat het goed is.
- Tevens dient deze handleiding als ondersteuning voor het onderhoud van je fiets tijdens het gebruik.
Veel fietsplezier !!!